...en is dát dan apraxie? 

 

Spraakapraxie; soms lijkt het wel een left-over diagnose voor als alle andere diagnoses uitgesloten zijn.
 

Dan toch weer even de literatuur erbij pakken, want; hoe ziet een "standaard" apraxie er eigenlijk uit? We leren het zo mooi in de opleiding, maar als er een patiënt van vlees en bloed tegenover je zit is het elke keer weer een ander verhaal. Dysartrie? Apraxie? Of toch wel een afasie? 


Franka de Groot-van Bockxmeer, logopedist in het Dijklander ziekenhuis weet er alles over en wilde ons graag een stoomcursus Spraakapraxie geven. 
Franka, the stage is yours! 

 

 

 

Opiniestuk Franka - Apraxie _133
 

Spraakapraxie is een (neurologische) stoornis in de articulatorische programmering van de spraak.

 

Het komt vrij weinig in pure vorm voor, maar meer in combinatie met afasie en dysartrie. Daarom is het voor logopedisten belangrijk om te weten wat spraakapraxie is, hoe je het kunt herkennen,  diagnosticeren en behandelen.

 

Want het vergt een specifieke aanpak. Voorheen werd de term ‘verbale apraxie’ gebruikt, maar dit zou suggereren dat het een talig probleem is en dat is bij spraakapraxie niet het geval. Tegenwoordig spreken we daarom van Spraakapraxie. In Engelstalige studies wordt het afgekort als AoS (Apraxia of Speech). 

 

Spraakapraxie kan ontstaan als gevolg van hersenletsel in de linker hersenhelft. Iemand met spraakapraxie heeft moeite met het bewust uitspreken van klanken, woorden en zinnen. De symptomen en ernst kunnen sterk variëren. Vaak is er sprake van een trager spreektempo, een minder melodieuze uitspraak, haperingen en versprekingen of een onduidelijke spraak. Soms is de spraakapraxie zo ernstig dat het niet of nauwelijks meer lukt om doelbewust te spreken (Feiken & Jonkers, 2012). Bij spraakapraxie is het motorisch programma van de spraak verstoord en daarmee onderscheid het zich van andere taal- en spraakstoornissen.

 

Er zijn drie subtypen: Initiatiestoornis; een probleem in het opstarten van de uiting doordat de toegang tot het motorische programma is verstoord. Dit type komt het meest voor. Het tweede type is de Articulatorische vormingsstoornis; het motorische programma zelf is aangedaan waardoor vervorming van klanken en verminderde verstaanbaarheid. Het derde type is de Volgorde stoornis; moeite met klank/lettergreep volgorde. 

 

In sommige gevallen komt ook Buccofaciale apraxie voor. Dan is het doelbewust aansturen van de spieren van het gezicht verstoord (bv. de tong uitsteken, fluiten) terwijl dit onbewust wel lukt. Buccofaciale apraxie en Spraakapraxie kunnen echter los van elkaar voorkomen.

 

Het lastige is dus, dat spraakapraxie kan lijken op andere stoornissen zoals afasie en dysartrie. Een goede differentiaal diagnose is daarom belangrijk. Gelukkig is er het DIAS; het Diagnostisch Instrument voor Apraxie van Spraak, waarmee je kunt vaststellen of er daadwerkelijk sprake is van een motorische programmeerstoornis. 

Komt-ie, casus! 

 

Zo ook bij meneer B. Hij had na een CVA aanvankelijk ernstige expressieve afasie.
 

De eerste weken was de behandeling gericht op het benoemen, vinden van woorden. Maar al snel bleek dat hij vooral beperkt werd door uitspraakfouten. Deze leken op klankverwisselingen (fonologische parafasieën) maar omdat ik zoekend mondgedrag bij hem zag, dacht ik dat het ook spraakapraxie zou kunnen zijn. Dus ik heb het DIAS afgenomen en daaruit bleek dat hij meerdere kenmerken van deze stoornis had. We zijn aan de slag gegaan met het TIAS; dit is een therapie instrument voor behandeling van spraakapraxie. Het is opgezet volgens bepaalde therapeutische principes en heeft een duidelijke opbouw.

 

Eerst zijn we aan de slag gegaan met de doelbewuste klankproductie zodat hij meer grip kreeg op de juiste uitspraak van woorden. Het was een intensieve behandeling en hij oefende thuis ook veel. Later leerde hij ook een strategie om uitspraakfouten te voorkomen door voorafgaand aan een lastig woord een kleine pauze te nemen.

 

Stap voor stap lukte het meneer B om minder uitspraakfouten te maken en werden zijn uitingen vloeiender. Het was mooi om te zien hoe hij steeds meer controle kreeg en zich makkelijker kon uiten.

 

Het is al een paar jaar geleden dat hij in behandeling was, maar onlangs kwam ik hem tegen in het ziekenhuis en sprak hij mij aan. De spraakapraxie was nauwelijks merkbaar en hij vertelde hoe blij hij was met dit resultaat. Hij had veel aan de behandeling gehad. Daar doe je het toch voor, als logopedist! 

scrollende pagina - afbeelding in kolom - 3:2 formaat
Franka de Groot van Bockxmeer

 

Weet al sinds 1993 dat haar interesse ligt bij volwassenen met NAH. Heeft gewerkt in een praktijk, verschillende ziekenhuizen en verpleeghuizen. Werkt sinds 2002 bij het Dijklander ziekenhuis. Vindt de combinatie van klinische en poliklinische logopedie enorm leuk. Geeft sinds 2021 de cursus Spraakapraxie bij Pro Education.

Foto: Dewi Koomen


"Klinische lessen, maar ook cursus geven is erg leuk om te doen. Logopedisten zijn altijd gemotiveerd om meer te weten te komen en hun vakkennis te willen verdiepen." 

MEER LEREN OVER SPRAAKAPRAXIE? GA NAAR PRO EDUCATIONS VOOR DE CURSUS SPRAAKAPRAXIE: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING 

Franka de Groot van Bockxmeer over apraxie

Klik op het menu voor inhoud en andere functies.

Gebruik de pijlen aan de zijkant om door het magazine te bladeren.
Loading ...